• De sportvlieger.

     

    De zware jeep raast met een rotgang over het weiland, de lijn aan de lier is duidelijk zichtbaar, en ver weg, heel ver weg lijkt het wel, is een parachute van plan om omhoog te gaan klimmen.

    Duidelijk kun je twee hoofden zien, allebei in een fel gekleurde helm.

    “Duosprong” staat er op het bord op de dijk, en daarachter de prijzen en tijden.

    Op weg naar de jachthaven had ik vaak de parachute gezien, best wel leuk, dacht ik dan, gewoon alleen zijn in de lucht.

    Ik herinner me nog mijn werk, hoog boven in de booreilanden op een stalen balk niet breder dan een fietszadel, en met gemak zat of liep je daar overheen, soms met handen vol gereedschap.

    De adrenaline die je krijgt als je daar zo hoog zit, geen mens die bij je kan komen, en één fout en je bent dood, de mensen die soms meer dan honderd meter onder je staan te kijken wat je daar zoal doet, met verrekijkers, omdat ze je niet kunnen zien anders, ja, die vrijheid, die rust boven in zo’n toren of brug in aanbouw, soms mis ik het, maar ja, gevaar is goed maar niet te lang, immers wordt nonchalance je dood.

    ‘wil je een keer ?’vraag ik mijn kleine neefje die voor me staat.

    ‘nee, laat maar. Jij dan ?’ 

    ‘nee, dan ga ik ook niet’ niet dat ik het niet zou willen maar om die kleine jongen daar alleen te laten vond ik niets, er is geen keet, geen clubhuis, geen mensen, alleen maar een jeep die hard rijd.

    Even later staat de jeep bij ons en ik praat wat met de chauffeur, de baas van deze “parasailingclub” zoals hij het noemt.

    Er komen nog een paar mensen naar de jeep toe die nu kort bij de dijk staat, en ondertussen zeilt de parachute met de twee aanhangende rustig naar beneden, soms een cirkel draaiend boven de rivier, dan weer helemaal aan de andere kant van de dijk.

    ‘ga toch een keer’ zegt m’n kleine neefje, ik wacht hier wel.

    ‘nee, laat maar, ik doe het nog wel een keertje’

    ‘bang ? hoor ik iemand lollig roepen uit het nieuwe groepje.

    ‘ik bang, voor hoogte schijt ik m’n broek niet vol’ roep ik lachend.

    we beginnen te grappen en de jongen schijnt er plezier in te hebben me iets te grappig te zijn, soms op het vervelende af.

    ‘al duw je me uit een vliegtuig’ ontglipt me als hij weer een snerende opmerking maakt ‘de eerste die me bang maakt moet nog geboren worden’

    ‘zeg dat maar niet te hard’ roept de baas die naar de jeep loopt om de inmiddels gelande zwevers op te halen over zijn schouder ‘straks neemt tie je nog serieus’

    ‘spring je vaak ?’vraag ik aan de jongen waarvan ik inmiddels wel opmaak dat hij hier vaak is.

    Zijn lichaam is sportief, gespierd zou je bijna zeggen, zijn benen die uit een korte short komen,  komen als me voetbalbenen over, alleen de kuiten zijn daar weer niet te grof voor.

    Een zeiler ? nee, die hebben meer buikspieren en een dikke nek, waarschijnlijk gewoon iemand die de sportschool regelmatig aandoet dus.

    Zijn ogen zijn ondeugend, iets waar ik erg van hou, en zijn glimlach breed, te breed, iets te gemaakt.

    Waarschijnlijk is dat laatste juist waarom ik hem niet thuis kan brengen, er is iets aan hem, iets gemaakt, iets dat niet natuurlijk bij hem hoort, zijn glimlach ?

    Ik zou het bed niet met hem willen delen, dat is zeker, maar op het strand zal ik hem wel nagapen denk ik, zo’n jongen is het, een jongen die je moet leren kennen.

     

    Als de instructeur terug is met de duospringers begint het jennen weer opnieuw, en weer duwt m’n neefje me in de richting van de parachute ‘ga toch een keer man! ’

    ‘Hij is bang’ zegt de mooie jongen tegen m’n neefje ‘een schijtert !’

    ‘je weet wat ik je gezegd heb, al duw je me uit een vliegtuig’,

    wel met parachute natuurlijk’ grap ik er achter aan.

    ‘ok, morgenvroeg, roept de instructeur, waar woon je ?’

    ‘ik geef naam en adres aan de instructeur die een velletje papier opdoekt uit zijn veelzakkige vliegersoverall.

    Ok, ga met me mee naar boven, zegt de mooie jongen, en neemt mijn arm in een stevige greep zodat ik niet meer terug kan.

    ‘m’n neefje...’ probeer ik nog te zeggen, maar de baas heeft hem al in de jeep gezet waar hij veilig is. 

    Op de plaats van de lancering wordt door de mooie jongen mijn vest aangedaan ‘het is koud boven’

    ‘Ik warm me wel op aan jouw’ grap ik.

    ‘ik zit achter je’

    ‘des te beter’

    Hij trekt een vest aan met diverse riemen en gespen en controleert of achter hem alle lijnen in volgorde op de grond liggen.

    ‘ok, kom voor me staan dan kan ik je aangespen’

    ‘moet ik bukken’ zeg ik lachend.

    Hij lacht maar lijkt een beetje nerveus te zijn.

    Als we klaar staan zie ik een oranje zwaailamp op de jeep aangaan, ten teken om ons klaar te maken voor de start.

    ‘ben je klaar ?’ hoor ik de mooie jongen in mijn oor hijgen.

    ‘hoe heet je’

    ‘Wilfred’

    ‘Ok Wilfred, ik ben er klaar voor’

     De duim van de mooie jongen gaat omhoog en de jeep rijd iets naar voren totdat de lijn strak ligt op het gras, mijn neefje zit met zijn neus tegen het achterraam gedrukt te kijken naar wat komen gaat.

    ‘als de groene lamp aangaat gaan we lopen, je loopt gewoon voor me uit in stevige pas, dan gaan we vanzelf omhoog.

    De groene zwaailamp gaat aan en ik begin te lopen met de Wilfred strak achter me, en dan opeens zweven we een halve meter boven de grond, een meter, vijf, tien, we razen omhoog en mijn neefjes gezicht wordt steeds kleiner en kleiner, totdat de lijn losgaat en we vrij zwevend boven de rivier beginnen te draaien, de boomgaarden onder ons door laten schuiven, hele piepkleine autootjes zien rijden en de vele bootjes op het water op deze zomerse dag.

    ‘mooi hé’ zegt de mooie jongen, en wijst over mijn schouder naar het kasteel onder ons, zijn arm blijft op mijn schouder rusten, hij hijgt.

    ik voel zijn benen tegen mijn blote benen en voel de warmte van zijn huid, de haartjes van zijn kuiten bewegen in de zuchtende wind die om ons heen waait, ik leg een arm op zijn knie die onder mij steekt en probeer zijn mannelijkheid te vinden door me naar achteren te drukken in de zitting van de parachute.

    ‘dat gaat niet’ lacht Wilfred, ‘je hangt als een kangaroe baby voor me in een aparte broek’

    ‘Waarom kon ik niet in jouw broek ?’

    ‘Die is nu al te klein, laat staan als jij er ook nog in moet’

     We zweven naar beneden en landen op een paar meter afstand van de jeep, en ik voel de mooie jongen snel van me afkoppelen en weg lopen om te pissen in de struiken achter de jeep.

    Als hij terug komt ben ik waarschijnlijk de enige die de gezwollen bobbel zie in zijn sportbroekje die er eerst niet was, zijn onechte glimlach is er ook.

    Na even wat na gekeuveld te hebben gaan we naar huis, de rivier over, langs het huis van mijn neefje waar ik hem thuis breng na een dag zeilen, en door naar mijn appartement.

    Nimmer stond ik er bij stil dat voor de één een grap kan zijn, voor de andere dat niet is.

    In de volle overtuiging dat ze heus niet op zondagmorgen om acht uur voor m’n deur zouden staan ga ik ‘s avonds nog uit tot in de kleine uurtjes, en…… om acht uur staat inderdaad de instructeur aan de deurbel te jengelen.

    ‘jij dacht zeker dat het een grapje was ?‘ zegt hij voldaan met zijn overwinning ‘nou mooi niet, wilfred zit in de auto te wachten beneden.

    Oh jee, wat nu, denk ik bij mezelf, ik heb nog nooit gesprongen en die gekken duwen me uit het vliegtuig.

    De telefoon, waar is de telefoon ‘ja, henk…. met mij….. ja erg vroeg, ja….. ben net op…. als ik uit een vliegtuig spring, wat moet ik dan doen ?….. ja dat snap ik, zonder kom je een beetje hard aan, maar dan ?…… de benen bij elkaar……ok, bedankt……nee, van het balkon, nou goed, doei’ henk was marinier, dus advies van henk is een geruststellend advies.

    Dat henk nog nariep dat ik gek was en niet moest gaan hoorde ik natuurlijk niet, de telefoon lag al weer op tafel.

    Ik haal snel een tandenborstel door m’n naar drank en sigaretten stinkende holte en zet het op een rennen naar beneden.

    Eenmaal in het kleine vliegtuigje beginnen m’n aders  te zwellen, de hartslag gaat langzaam omhoog, ik ga een gevoel tegemoet wat ik al jaren mis, de hoogte, de kick.

    Op ruime hoogte draait de instructeur zich om ‘en ? de broek vol ? we gaan nog steeds ? je kunt nog terug hé’

    ‘ik ga’ komt er iets te benauwd uit m’n strot ‘wie a zegt moet ook b zeggen’

    even later gaat de deur open en gaat de eerste van de vier naar buiten, een ervaren springer die onder me blijft, een geruststellend gevoel, al denk ik dat als mijn parachute niet opengaat ik dwars door die van hem heen ga, maar toch, het stelt me gerust.

    Dan de tweede, en dat is de mooie jongen, hij schuift wat heen en weer, gebaart met zijn handen ‘problemen met de chute!’schreeuwt hij boven het lawaai uit dat nu door de deur komt.

    ‘jij’ de instructeur gebaart naar me ‘hop hop’ later begreep ik dat men niet te lang kan wachten met “lossen”in verband met de afstand, je kunt ten slotte niet terug keren naar een veld vol met parachutisten waar je tussendoor moet vliegen, dat is te gevaarlijk, logisch eigenlijk.

    Ik schuif naar de deur, de wind striemt in m’n gezicht, ik krijg een duw, en wwhhap, weg ben ik. Een enorme ruk die m’n ballen in m’n keel jagen en ik hang,  ik hang in de serene rust van de zondagmorgen ergens boven de hei.

    Ik zie de andere springer onder me draaien en probeer het zelfde, maar tevergeefs, dat lukt dus niet.

    De instructeur komt naast me zweven en probeert me aanwijzingen te geven, maar ik snap er niets van.

    Minuten van rust, stilte, alleen maar het zachte pffff van de parachute die door de lucht zakt.

    Uiteindelijk kom ik met mijn benen strak tegen elkaar neer, zoals henk me zei te doen, veilig, ongekend veilig, namelijk…… in zachte struiken.

    De mooie jongen heb ik die dag niet meer gezien.

     

    ‘hij is notabene sportvlieger’riep de instructeur verbaasd toen we terug waren in de hangar,

    ‘alleen jammer dat hij zo door de mand moest vallen, met een natte broek op kruishoogte.’

    Ik denk dat als hij al een natte broek had, dit niet kwam door angst maar door iets anders.

    ‘is hij ook lid hier van de club?’ vraag ik de instructeur.

    ‘Sinds hij voor het eerst bij zijn vader in het vliegtuig  heeft gezeten wil hij niet anders meer’.

    ‘ah, zijn vader is dus ook vlieger ?’

    ‘ik vlieg al vanaf m’n achttiende op deze kisten’ zegt de instructeur stoer.

    ‘ehhh, U bent de vader van Wilfred ?’

    ‘Ja natuurlijk, wat dacht je dan ?’

    Nu begrijp ik de onechte glimlach pas goed van deze mooie jongen.


    votre commentaire

  • 1 commentaire
  • Verliefd op een jongen.

     

    Al op jonge leeftijd zijn jongens aantrekkelijker voor mij dan meisjes, maar mijn geloof en opvoeding liet me altijd denken dat het een experimentele gewaarwording was en

    waarschijnlijk bij iedere jongen van mijn leeftijd voorkwam.

    Op de technische school gaan de nodige ‘vieze’ boekjes rond en tijdens de busrit van en naar school kun je ze zelfs overnemen voor een bepaald bedrag, maar hoe zeer ik ook mijn best doe om de niets onthullende dames te bewonderen, ik zie er totaal geen leuks in, laat staan opwindendheid zoals bij enkele jongens bij wie je dat wel kon merken.

    Ik denk dat het wel overgaat en hou het er maar op dat het komt door de strenge godsdienstige opvoeding en dat het alleen maar voor heidenen is weggelegd om dit soort lectuur te lezen, althans, zo ver er iets te lezen valt, want over het algemeen zijn het foto’s van de dames in verschillende posities die niet te omschrijven zijn.

    De mannen die er bij stonden om deze zelfde dames te plezieren deden me toen niets, en dat kwam temeer omdat een man niet in de interessante hoek zat van de doelgroep die dit soort blaadjes leest dus er werd geheel geen aandacht gegeven aan het mannelijke geslacht, mocht dit wel het geval geweest zijn dan had ik reeds toen al geweten dat ik homoseksueel was.

     

    Je bent net veertien jaar en volkomen in de war door de hele hormonenhuishouding die op z’n kop staat, dus je geeft er geen sjoege aan of het nu interesse is voor de ontwikkeling van de volwassenheid in het algemeen of juist in die van een jongen in het bijzonder.

    Op de technische school is eerder sprake van een machogedrag die binnen bepaalde groepen sterk verdedigd dient te worden, dus zozeer een vriendje hebben waar je voor gaat is er niet echt bij, het is eerder een overlevingstechniek die je jezelf aanpast om binnen een groep te horen.

    Tijdens de lange pauzes ga je de stad in om te eten en te klieren, terwijl ik liever andere dingen gedaan zou hebben zoals naar een bib gaan of zo, of een film.

    Het bleef echter bij het kattenkwaad uithalen in de oude binnenstad, of doelloos rondhangen bij de fontein.

    Soms als er andere jongens voorbij kwamen keek ik er wel naar, maar tot een gesprek kwam het nooit.

    In de bus zat ik meestal alleen ergens in het midden, of met de groep uit ons dorp achterin waar alle nodige kwaad geschiede, waaronder de verhuur en verkoop van lectuur.

    Aan het einde van de derde klas is mijn resultaat van leren zo bedroevend laag dat ik er niet doorkom, ik moet van de technische school af, en omdat ik nog leerplichtig ben moet ik opzoek naar een andere school, of liever gezegd, m’n ouders want voor mij was het wel duidelijk dat leren niet mijn sterkste kant is, dus ik kan net zo goed gaan werken.

     

    Gelukkig kan mijn zwager die ook leraar is, een goed woordje doen bij een collega van hem op een andere school in een andere stad , anders zou ik zonder diploma mijn schoolperiode moeten beëindigen.

    Ik begin na een kleine test wederom in de derde klas van deze school en start hier een compleet nieuw leven, geen familie, geen bekenden, en, het voornaamste, een kleine school waar betere controle is, en een prettige sociale omgang tussen leerlingen onder elkaar en met de leraren.

    Het eerste waar ik enorm aan moest wennen was de meisjes in mijn klas.

    Tot nu toe had ik in een jongenswereld geleefd, jongens thuis, in het dorp, en jongens op school, hier echter was er sprake van zeker de helft meisjes in mijn klas.

    Bepaalde vakken waren alleen voor jongens, maar er waren vakken zoals dierhouderij en plantenkunde waar veel meisjes bij zaten die bijvoorbeeld later dierenarts wilde worden, of bloemist.

     

    Een week voor mijn verjaardag regel ik de verzekering voor de brommer bij een vriend van mijn vader, en op de dag van mijn verjaardag gaat een nieuwe wereld open, een mobiele wereld waardoor ik overal heen kan zonder de beperkingen van fiets en bus.

    Op de brommer naar school, op de brommer naar de stad, flirten met de brommer, nou ja, dat deden de andere jongens dus deed ik het ook, en op de brommer naar de nieuwe kroegen, te ver voor de fiets, nu onder handbereik.

    Een tiental kilometers van ons dorp is een uitgaansgelegenheid die de naam christelijk draagt om de een of andere reden.

    Waarschijnlijk heeft de eigenaar vroeger ooit een kerk vanbinnen gezien, want de uitgaansgelegenheid zelf is er eentje van de grootste heidense tenten die er zijn, als ik de dominees mag citeren.

    De bar is luidruchtig en de muziek hard, de mensen zijn snel dronken, en buiten lijkt een wedstrijd gaande wie zijn meisje, of welk ander meisje dan ook, tegen een auto kan bevredigen.

    Om twaalf uur gaat de bar dicht en dat is waarschijnlijk de enige reden waarom christelijk vaderland hun kinderen met een gerust hart naar deze hoerentent laat gaan.

    Niet dikwijls zet ik het op een zuipen en weet amper met de brommer thuis te komen over de alsmaar bewegende weggetjes tussen heen en weer gaande straatverlichting en bomen.

     

    Ik reed meestal met Wilco mijn klasgenootje, die vlakbij ons dorp in de stad woonde, naar school, hij op zijn stoere herenbrommer, ik op een oude puch met een hoog stuur die ik van mijn oom had gekocht.

    Mijn interesse naar jongens werd heviger naarmate ik ouder werd, en ik kon er dan ook niet meer omheen toen Wilco me vroeg of ik de plaat mooi vond, toen ik schijnbaar voor de zoveelste keer de etalage bekeek.

    In de etalage van een moderne winkel vlakbij de school, waar herenondergoed werd aangeprezen, zagen we een poster met wat net een nieuwe rage begon te worden, een man gefotografeerd in de betreffende slip, en ik kon er niet omheen de vraag van mijn vriendje met ja te beantwoorden

    ‘waarom vind je het mooi ?’ vraagt Wilco.

    ‘ik weet het niet, het wind me op’ en ik voelde warempel iets als een kriebeling in mijn onderbuik dat ik niet eerder ervaren had.

    Een simpele foto van een man in een katoenen onderbroek in de etalage van de bijenkorf deed me meer dan een heel boek van blote juffrouwen in allerlei standjes, en Wilco was meer dan gewoon een vriendje wat ik tot nu toe had gehad.

    De jongens in het dorp, de zoon van de boer, de andere jongens die meegingen naar de christelijke kroeg, ze waren allemaal in andere mate verbonden met mijn vriendschap als Wilco.

    Meerdere keren ben ik met Wilco mee naar zijn huis gegaan en kreeg daar thee en koekjes en wat vooral veel indruk maakte, aandacht en liefde !

    Ik werd omringd door een ouderlijke liefde en zag dat zijn ouders heel anders met hun kind omgingen dan mijn ouders bij mij.

    Er was altijd een reden om televisie te kijken, er werden geen donderpreken gegeven, geen vingers die opstaken in de lucht van wee je gebeente, en als de vader van Wilco een snipperdag had gingen we samen leuke dingen doen, naar het bos of zo, of klussen in de schuur, of knutselen aan de keukentafel, heel anders dan bij ons waar er kilometers kruishek in elkaar getimmerd moest worden, of op de vroege zaterdagochtenden al om zes uur naar het bos om hout te sjouwen voor de openhaard. 

    Hier in dit gezin werd er gevraagd naar school, of dat het moeilijk was, en als we er niet uit kwamen dan werden we geholpen door zijn ouders.

    Als ik thuis kwam uit school ging ik naar mijn kamer om te leren, als ik dat al deed, en sloot me af van de gezinsomstandigheden beneden in de huiskamers, en als ik niet naar mijn kamer ging dan was ik ergens bij de buren op de boerderij te vinden waar we door niemand werden gestoord en ik aan niemand hoefde te denken.

    Op mijn slaapkamer  was het altijd gezellig en ik was altijd in de weer om binnen de vier muren mijn eigen kleinen wereldje te bouwen die me geen verdriet deed.

    Bij Wilco thuis was het niet nodig om een gezellige slaapkamer te hebben, het was al gezellig in de huiskamer en vaak bleven we daar dan ook de hele middag hangen.

    Soms gingen we naar boven om naar muziek te luisteren, stripboeken te lezen, of gewoon te keuvelen en huiswerk te maken, maar vaak kwam daar niet veel van omdat we beiden nooit erg gemotiveerd waren om te studeren.

    Op een dag had Wilco een gids van een of andere postorderbedrijf mee naar boven gesmokkeld en samen hebben we toen naar de mooie lichamen van mannen gekeken, en we discuteerden over welke wel mooi waren en welke niet, en hoewel er niets geen bloot werd getoond dan alleen maar de torso’s van mannen die veel aan sport doen, deed het me meer dan welk andere foto ook.

    Vooral de toen net opkomende rage van nylon ondergoed en strand en sportkleding vond ik erg prikkelend en ik waagde me dan ook graag op weg naar het voetbalveld als Wilco me

    uitnodigde om naar een wedstrijd te komen kijken, ondanks het verbod van mijn ouders om naar voetballen te gaan, omdat dit een sport was voor heidenen.

    Hoe verbaasd waren we toen mijn zus verkering kreeg met een sportieve jongen die dol op voetballen was, en volgens mij de eerste was die een voetbal mee nam naar ons huis, niet eerder had er een bal in onze tuin gerold, en weldra speelden we het heidense spel in de wei achter het huis.

    De aantrekkingskracht van Wilco in een sportbroekje daarentegen was sterker dan welk een verbod ook van mijn ouders, en als hij toen gewild zou hebben dat ik mee zou voetballen in de club, ik het zeker gedaan zou hebben, en de slaapkamer van Wilco bestuderen we de doodeenvoudige magazines van de postorderbedrijven en omschrijven we onze fantasieën omtrent de mannen op de plaatjes.

    Niet eenmaal hebben we samen iets gedaan dat de Heer verboden zou hebben alhoewel ik duidelijk verliefd was op Wilco, ook al realiseer ik me wel dat de huiselijke sfeer er ook goed aan deed om van Wilco te houden, daar hij alles had wat ik zo miste, liefde.

     

    Zonder dat ik er zelf erg in heb begin ik en dubbelleven te ontwikkelen, thuis gewoon de jongen die alle dingen doet of niet doet die gewoon zijn, en op school en buiten het dorp ontwikkel ik me als een jongen met meer humor, vrijer van geest, en zonder leugens.

    Menigmaal moet ik me met leugens bevrijde uit situaties wanneer er bijvoorbeeld gepraat wordt over meisjes.

    Soms heb ik en vriendinnetje maar nooit is het zo goed aan als bij mijn broers dat we er al echt mee voor de dag komen, meestal is het meisje me een last aan m’n been.

     

    Ik neem na twee jaar afscheid van school, alsmede van Wilco en ik ben ondertussen tot de schokkende conclusie gekomen dat ik nu al twee jaar verliefd ben op hem, en begin me af te vragen of dit normaal is, maar als ik goed nadenk realiseer ik me dat niemand in de familie echte vrienden heeft en ik wel, dus vriendschap hoeft niet per definitie homoseksualiteit te zijn.

    Na de school wil ik gaan werken, ik ben het leren beu en wil geld gaan verdienen, veel geld vooral.

    Ik schrijf op een advertentie voor werk op een boerderij ver weg van huis en  krijg kort daarop antwoord of en wanneer ik kan komen voor een gesprek.

    Volgens de advertentie in de krant is het een leuke baan en wat mij vooral aanspreekt is de behuizing voor de knecht.

    Ik zou op de boerderij komen te wonen, en zie, geheel terecht de vrijheid en losmakelijkheid voor me die naar me blinkt in een gouden zonneschijn, snel zal ik een zelfde huis hebben als Wilco.


    votre commentaire